buigen of barsten

de oude man
geniet ener zaak geheel gevuld
met ongeregelde goederen
gesitueerd
aan de moderne woonboulevard

talrijke nieuwsgierigen
echter nooit een kopende klant
de mensen vragen zich af
waar leeft die man toch van

tegenwoordig
speelt de eigenlijke handel
in het boulevardcafé
net links om de tweede hoek
en wel aan de gokkast

die altijd glimmende,
betere tijden
belovende gokkast
de goedlachse barman
wil altijd wisselen

zich schuilhoudend achter de kast
als een goklustig gokburgemeester
verschijnt een glimlach
op z'n anders grauw gelaat

een goedwerkend systeem
een gewonnen spel
en iedere week
een andere bankrekening

elders in de stad
op het belastingkantoor
voltrekt zich het drama
de roodstrepende
belastingambtenaar
barstende buigen,
handenwrijvend,
over het aangiftebiljet
van de oude man

hedenmorgen,
is de lang verwachte aanslag
per post gearriveerd
ongeopend slaapt hij
op de sleetse sofa
om wakker te schrikken
bij latere tijden

zijn gerimpelt gelaat
splijt open
bij het besef van zoveel schulden

handleiding

handleiding
bij
het
verlenen
van
hulp

het
skelet
bestaat
uit
200
beenderen

hartedief 3

hé hé
er zijn er twee
twee geelgroene snottebellen

o bel van snot
snottig snotvlies
jij snuffelende snuffelaar

met doorgaans
afgeplat smoelwerk
waterige ogen
smoezelig tot en met

ze smelten je hart
schuldeloos snaaiend
al te weke wezens

kwèk kwèk
langzaam doodgeknuffeld
door zinnelijk gebrek

hartedief 2

miljoenen
poezelige armpjes
mollig, zacht rond
wereldskijkend,
vanachter rooskleurig
rozerode brilleglazen
verwelkomen ons

net zelf geworpen
uitwerpselen werpend
godgans slaapdronken

hartedief 1

kotswalgelijke,
rode kindermond
wapperend haar,
in de schrale kelen

wanneer ben je weer lief
net als vroeger
de oogjes open
trillend van verwachting

o kleine meid
je afgerukte teennagels
op een geel bloemenperk

de moderne stad A.

waar het leven haastig is
springen fotofobische vrouwen
op veel te lange achterpoten
schichtig spronggewijs rond

daar waar lieve bastaardmeisjes
met gespleten pruillip pralen
tieten tiptop puntgewijs
in grijsbruine truitjes

verdwaalde haaskonijntjes
huizen gewoonlijk
in keurig aangelegde tuinen

ongerief

met ingeslikte tong
trek ik wit weg
rode korsten
zwellen op een open wond

het zigeunerkind
gebarsten vol trots
uit z'n dikke buik

je bent nu oud genoeg
om de warmte
door je lijf te voelen
ik wist dat
ze gelijk hadden

vol bange voorgevoelens
broksgewijs prevelend
het mes op mijn keel

blauwe plekken
in te korte zwarte broekjes
praatjesmakers
twee ogen en twee handen
komen naderbij
wat moet jij daar

ik spuugde in mijn handen

landjeugd

honderd wasknijpers
in een tuin
vol konijnenhokken

duizend luchtbelletjes
bobbelen in een sloot
voor de vieze kever

vijf weken
drie dagen
of één enkele nacht

ik zou nooit meer
in een stad willen wonen

de zwarte nacht

een hoerenbaas waardig
vruchtbaar hoerejong
gewelfd fruit
in het boezemgebied
zwoegende boezem


overweldigend
onderneemzieke liefde
opzwellend smoelwerk
afgepeerd
peer perige peer,
zoetsappige klootvrucht
gevoelig rond
verschalde nachten

rugpotigen

zwaar rugzwemmen
op een zwarte stoel
zonder sporten
het horizontale blad
van de thuisblijver
binnen luttele uren
bruinleren rugdekking
tobbend,
in huiselijke kring

ontbreidelde hartstochten

de dichter ging op mannenjacht
huwbare dochters
doldwaze zwarte ogen
zuiplust met een speen gesloten

zolang heb ik niet omhoog gekeken
je bent een mooie vrouw
ik was wat ik wist
verleiding in het donker
jij moet je erbuiten houden

soms

Fred is geen fietser
hij doet alles
met de auto

snorren

in z'n hemelsblauwe auto
fonkelend van vreugde
rijdt een somber forens
vuurrood zwetend
natte opwinding
op lederen stoffering

manoeuvrerend,
langs helse drukte
toerit, oprit, afrit
een hels plan
doorsneden landschap

onverhoedse drukte
plompweg gedrang
de geelgroene man
het drukkend heerschap
verorberd z'n zure appel

duimafdruk

de vormmaker
staat voor de vorm
bij de vormmachine


kind speelt met vormpjes
in een vormloze
vormkast


de vormsnijder
gaat in de vormleer
om het vormgebrek
in z'n bestaan
vorm te geven


er is vormrijkdom
zonder vorming

toetijd

kijkend, ruikend
in
de blauwe lucht
sist
de chemische fabriek
mannen
rijden
af
en
aan
buiten de steden
en de dorpen
bloeit
de rode klaproos

fatsoen

en ik maar afwassen
in mijn doorzonde doorzonwoning
een overwintering
met uitzicht op plantsoen

onsamendrukbaar

zeef
goed
laten
uitlekken


mengsel
pittig
op
smaak


in
vieren
snijden


met
scherp
mes
diagonaal

schijnbaar

ik heb de schijn
tegen
schijn uw licht
op een ander aspect
de christelijke
motorrijdersvereniging

chicane

hoogmoed van een muggenzifter
haarkloverij, muieren
plaatkieuwig weekdier
noch mossel, noch vis


o wat is het levendoel
levensvatbaar levenselixer
wat is m'n toedoen
in dit gebruik


de ontsnapping
een patroon
samenspanning, koorts


lieve man
mooie vrouw
waanzinnig weekdier

waar

1
waar hoogstfatsoenlijke dames
tasjes wegnemen
speelde de baby
in een houten zandbak
vol stront

2
waar de leugenachtige tante
haar vrouwelijk hart ontroert
verschijnt een fluwelen hoed
bij scheldend gekijf
en gedrens van vrouwen

3
waar de groene vogeltjes
van tak tot tak wippen
informerend naar
beroep en leeftijd
krijg ik het op m'n zenuwen

Nieuwe schilderijen

Anja Kok, Sofa 2009, 140 x 170 cm, acryl op doek





















Anja Kok, Chips 2009, 140 x 170cm, acryl op doek

Nieuwe schilderijen

Anja Kok, Laptop 2009, 120 x 160 cm, acryl op doek

Anja Kok, Knuffel 2009, 130 x 170cm, Acryl op linnen

Anja Kok, Kamer 2009, 90 x 90 cm, acryl op doek

Anja Kok, Groene Kast 2009, 90 x 90 cm, Acryl op doek